In onze postmoderne samenleving ligt de nadruk steeds meer op persoonlijke verantwoordelijkheid: iedereen wordt geacht zelf invulling te geven aan zijn of haar leven. Dit betekent niet dat we geen behoefte meer hebben aan sociale banden of dat we meer op onszelf gericht of narcistisch zijn geworden. Wat veranderd is, is dat je identiteit niet langer bepaald wordt door een gedeelde groepsidentiteit. Elk individu moet zélf uitvinden wie hij is.
Het idee van ‘persoonlijk actorschap’ staat hierbij centraal: iedereen moet zelf de regie nemen, zelf keuzes maken en de stappen zetten om te worden wie hij of zij wil zijn. Daarmee ben je ook verantwoordelijk voor je eigen succes, je keuzes en de manier waarop je jouw mogelijkheden benut. Het is een kunst om te kiezen uit de vele opties die zich binnen verschillende contexten en belangen aandienen. Zoals Charles Taylor stelt in De malaise van de moderniteit: het kiezen zelf is het nieuwe doel geworden. Wat je kiest, lijkt minder belangrijk; zolang je maar kiest. De reden en achtergrond van die keuze doen er in dit licht nauwelijks toe.
Maar als je zelf de architect bent van je eigen ontwikkeling, zonder een vaste, gedeelde groepsidentiteit om je aan te spiegelen, dan ben je in wezen geen individu – je moet er een worden. Dit vraagt om een levenslange zoektocht naar kennis, ervaring en verbinding. Je kunt niet meer terugvallen op oude tradities en moet zelf ontdekken waar je thuishoort en wie je raadgevers zijn. Hoe verbind je je met anderen? Hoe ontwikkel je je eigen levensstijl?
Onderwijs kan – en zou – hierop een antwoord moeten bieden. School zou een plek moeten zijn waar jongeren de tijd en ruimte hebben om zichzelf te ontdekken in het kader van een gedeelde groepsidentiteit, waarin vrijheid en verantwoordelijkheid centraal staan. Als we individuele verantwoordelijkheid en persoonlijke groei belangrijk vinden, zou het onderwijs een basis moeten bieden waar jongeren de begeleiding, gemeenschap en hulpmiddelen vinden om hun eigen identiteit en levensstijl te ontwikkelen. Hier raken we ook het thema van gelijke kansen en het ideaal van meritocratie.
Het meritocratische ideaal stelt dat verschillen in maatschappelijke positie, inkomen en sociaal netwerk gerechtvaardigd zijn zolang iedereen, ongeacht afkomst, gelijke kansen heeft om zijn of haar capaciteiten te ontwikkelen en in een eerlijke competitie te laten zien wat hij of zij waard is. Toch staat dit ideaal onder druk sinds de onderwijsinspectie in 2016 rapporteerde over de toenemende kansenongelijkheid. Steeds minder kinderen kunnen ‘van een dubbeltje een kwartje worden’.
Waar meritocratie ooit betekende dat je je verdienstelijk maakt voor de samenleving, krijgt het tegenwoordig een smalle, individualistische invulling: ‘eigen verdienste’. Talent en motivatie worden gezien als persoonlijke kwaliteiten, vooral gericht op eigen gewin. Het meritocratisch ideaal wordt zo steeds meer een persoonlijke race, met minder aandacht voor wat we samen bereiken.
In een samenleving die steeds meer individuele verantwoordelijkheid verwacht, roept dit fundamentele vragen op over de rol van onderwijs, sociale mobiliteit en onze gezamenlijke waarden.
‘De valkuil van de meritocratie in de betekenis van ‘eigen verdienste’ leidt ertoe dat mensen die zelf succes hebben dat aan hun eigen verdienste toeschrijven, in plaats van te zien dat het een verantwoordelijkheid van eenieder is om succes voor anderen mogelijk te maken’.
‘Oftewel: de rijken danken hun bezit en inkomen aan hun slimheid en inzet en de armen aan hun domheid en luiheid. Precies dat maakt het meritocratische ideaal zo tiranniek: het is nodeloos hardvochtig voor de verliezers en verdacht complimenteus voor de winnaars‘.
Het onderwijs vergroot de kloof tussen hoog- en laagopgeleiden. Hoe meer we streven naar gelijke kansen en eerlijke selectie, hoe sterker we kinderen die goed presteren en gemotiveerd zijn, selecteren voor de hogere onderwijsniveaus en bijbehorende diploma’s. Dit betekent echter dat kinderen die minder goed meekomen op school achterblijven in de lagere onderwijsniveaus. Vanuit een meritocratische visie – waarin we succes belonen op basis van ‘verdienste’ – krijgt die groep minder aandacht, waardering en erkenning. Hun onderwijstraject, hun ontwikkeling, en hun diploma’s worden als minder waardevol gezien.
Bij Agora willen we juist omstandigheden creëren waarin het oorspronkelijke idee van meritocratie – succes als ‘verdienste voor en dankzij de samenleving’ – in ere wordt hersteld. Wij zien succes als een gezamenlijke prestatie, waarbij iedereen de verantwoordelijkheid heeft om ook anderen kansen te bieden voor hun eigen succes en welzijn.
Een voorwaarde hiervoor is dat we het standaard curriculum durven loslaten en afstappen van het indelen van kinderen in niveaugroepen of klassen, die de toegang tot bepaalde kennis beperken. Gelijke kansen bestaan niet zolang een kind uit een kaderklas wordt verhinderd om kennis op te doen die alleen in bijvoorbeeld vwo-4 wordt aangeboden.
Op Agora is elk kind welkom, en ieder kind wil elke dag zinvol en met plezier bezig zijn. Een kind dat vanuit eigen motivatie een onderwerp wil uitdiepen, wil echt álles weten over dat onderwerp. Een goed voorbeeld van hoe het huidige systeem die nieuwsgierigheid kan frustreren, wordt hieronder geïllustreerd.
Een Agoraleerling vroeg zich af hoe het kon dat wanneer je flink gesport hebt je spieren na dat sporten eerst een beetje doodgaan (pijn, stijf en verzuring) om vervolgens sterker dan eerst terug te komen. Wat een mooie vraag is dat! Voor dit voorbeeld is het van belang te weten dat deze leerling van de basisschool een kaderberoeps advies had. In zijn onderzoek kwam hij uiteraard ook bij de leraar biologie terecht en die wist, helaas, welk advies van de basisschool deze jongen had. Om deze jongen echt alles goed te laten begrijpen over zijn kwestie is kennis van eiwitten van bijzonder belang. Niet alleen dat er zoiets als eiwitten bestaan, maar vooral wat ze doen en hoe zij er juist voor zorgen dat spiermassa aangemaakt wordt en welke (ingewikkelde) processen zich dan afspelen in een lichaam. Echter dat laatste vertelde de leraar biologie hem niet. Dat was immers enkel stof voor vwo-4 leerlingen. De impliciete aanname was dat deze kaderleerling dat niet zou begrijpen. Maar hij begreep het uiteindelijk wel. Ademloos luisterde hij ernaar en studeerde hij erop, totdat hij het zelf kon uitleggen allemaal. Leerlingen willen echt alles weten, vooral als het een vraag betreft die henzelf in hoge mate fascineert.
Leerlingen los van leeftijd en niveau een zee aan tijd geven om met elkaar en er voor elkaar te zijn.
Bronnen: Iemand zijn, Joep Dohmen. / De malaise van de moderniteit, Charles Taylor. / De Groene Amsterdammer.