Wanneer ik een trap afloop vergewis ik me er van dat de trap stevig genoeg is om mij te dragen en ik me voldoende zeker voel om veilig beneden te komen.
Wanneer ik een kind van drie wil leren traplopen onderzoek ik ook eerst de trap en mezelf en ga dan stapje voor stapje te werk. De trap eerst eens laten zien en eraan laten voelen. Handje in hand naar boven. Trede voor trede. Naar beneden ga ik eerst, hou het handje vast en zorg dat ik hem kan opvangen mocht hij een schuiver maken. Wanneer het kind wat ouder is ga ik waarschijnlijk meer op afstand staan, zorg dat de veiligheid oké is, geef instructies, zonder hand in hand, maar met aanmoedigen en geruststellen indien nodig. Allemaal afhankelijk van het kind.
Mijn jongste zoon riep vanaf het moment dat hij begon te praten tien keer per dag ZELF. Mijn vrouw en ik keken met een mengeling van bewondering en vrees op gepaste afstand toe hoe meneertje, vuurrood van frustratie, op een middag zichzelf leerde fietsen. Of hoe hij zijn rechterschoen aan de linkervoet droeg, maar met de veters netjes gestrikt. De oudste wist de hulpvaardigheid van zijn ouders zeer te waarderen, waardoor hij op een heel andere manier een appél op ons deed om toch uiteindelijk zelf te leren fietsen en veters te strikken.
Geen ouder die het in zijn hoofd haalt om zijn kind van drie trap te leren lopen door zelf beneden te gaan staan en te roepen: ‘kom maar je kunt het, we hebben er toch over gesproken, fouten maken mag’. Evenmin zullen er veel ouders zijn die hun dochter van 12 leren turnen met: ‘geef me je handje maar, dan klimmen we samen op de bok. Ik spring er eerst vanaf, dan vang ik jou op’.
Ouders behandelen hun kinderen naar hun leeftijd en eigen-aardigheden. Al hebben we er tien, we zullen ze alle tien verschillend behandelen. We weten intuïtief dat we gelijke kansen voor ze creëren door ze ongelijk te behandelen. We weten het ook omdat we onze kinderen door en door kennen en niet nalaten telkens uit te leggen waarom dit wel en dat niet mag. Daarnaast moet het thuis ook nog wel gezellig blijven, dus de mores binnen het gezin doet ook een duit in het zakje.
Ergens voor gemotiveerd raken is bij mijn jongste een ander verhaal dan bij mijn oudste. De manier waarop een leerproces verloopt vraagt bij beiden een andere vorm van aandacht. Wat ze delen is hun neurologische vermogen conform hun leeftijd én het verlangen naar de blijdschap omdat ze iets goed kunnen. Waar ze in verschillen is hoe ze die neurologische voorraadkast aanspreken door de manier waarop ze denken, leren en zich bewust zijn van de vraag waarom ze iets moeten leren.
Wanneer dit thuis zo werkt zal het op school toch niet anders zijn?