Skip to main content
Uncategorized

Agora en het doeldomein ‘subjectificatie’ van Gert Biesta.

By augustus 24, 2015One Comment

Via Twitter stelde Hester IJseling de volgende vraag:

.@jan_fasen Benieuwd naar het standpunt van #Agora mbt #subjectivering en #volwassenheid (in de betekenis die @gbiesta eraan hecht). #dtv

Leuke vraag waar ik me niet met een tweet vanaf wil maken. Daarom een antwoord in dit blog.

Alvorens op de vraag in te gaan lijkt het me van belang heel kort iets over het ontstaan van Agora te vertellen. Zo’n 2 ½ jaar geleden schreven we met vier directeuren het boekje AGORA. Noem het de visie op Agora, vooral ook een visie op (toekomstig) onderwijs waarmee we meteen daarna leraren hebben uitgedaagd en gefaciliteerd om er praktijk van te maken. En dat is gelukt. Precies een jaar geleden begon Agora met 35 kinderen. Volgende week maandag komen daar 40 kinderen bij.

Toen we die visie opschreven lagen de boeken van Biesta niet als leidraad op tafel. Er zaten vier schoolleiders met de nodige onderwijservaring in diverse rollen, redelijk op de hoogte van de actuele literatuur over onderwijs (Hargreaves, Stevens, Biesta, Fullan e.a.) én vooral met zorgen over de vigerende, haast onwrikbare, onderwijspraktijk in onze scholen. En dat laatste is de belangrijkste motivatie geweest en gebleven. Die zorgen betroffen (betreffen) vier punten:

  1. Het probleem van de (verder afnemende) motivatie bij de leerling voor school en onderwijs. Ik denk dat dit komt omdat leerlingen niet betrokken zijn bij het vormgeven van het onderwijsproces, hun rol daarin en het doel ervan. Ze weten niet waarom ze op school zijn. Ze moeten maar afwachten wat er komt. Leerlingen wachten, in het beste geval op iets, maar vaak op niets. In goed Nederlands noem ik het wel eens ‘waiting without aim’. Hoe zinloos kan dat voelen?
  2. Het probleem van de positie en rol van de leraar. Hoe de leraar in toenemende mate vermorzeld wordt (en zich laat vermorzelen) door structuren, systemen, druk van schoolleiding, druk van ouders en leerlingen. Hoe hij wordt gedwongen lesmethodes, beleid en vastgeroeste systemen te volgen en daardoor niet de leraar kan zijn die hij vaak wil zijn, namelijk een leraar die onderwijs maakt. Leraren zijn ongemerkt onderwijsvolgers geworden, terwijl ze het liefst onderwijsmakers zouden willen zijn. Met alle gevoel van verlies aan waardigheid, trots en (uiteindelijk) kwaliteit tot gevolg.
  3. Het probleem van de enorme kloof tussen scholen en de samenleving, waardoor het kan dat de modernisering van en veranderingen in de samenleving nauwelijks tot geen modernisering van het onderwijs tot gevolg heeft.
  4. En het probleem dat wanneer punt drie wel het geval zou zijn, de innovatieve kracht van scholen dermate laag is dat ze die modernisering nauwelijks voor elkaar zouden krijgen.

Voor het antwoord op de vraag van Hester zijn 1 en 2 van belang.

  1. Op Agora gaat het nadrukkelijk om het in positie brengen van de leerling. In populaire taal gezegd, de leerling (mede)eigenaar en vormgever van zijn eigen onderwijsproces te laten worden (zijn). Maar niet zomaar, want……
  2. Op Agora is de leraar belangrijker dan ooit. De leraren hebben niet alleen Agora gemaakt – wij (schoolleiders) hebben slechts de richting aangegeven en voortdurend de vraag gesteld: ‘Wat hebben jullie nodig om het te laten lukken?’ De leraren vormen ook een zelforganiserend team dat Agora nu inhoud en resultaat geeft. En zij worden geacht de leraar te zijn in de zuiverste zin van het woord. Een volwassene die een kind iets openbaart, iets laat zien, laat voelen, laat weten wat het tot dat moment nog niet kende of ervaren heeft. Maar ook grenzen stelt, frustreert, ‘nee’ zegt waardoor leerlingen nieuwe ideeën en waarheden ontdekken. Het vakmanschap, de pedagogiek en de wijsheid van de leraar zijn hierin belangrijke instrumenten. Leerlingen kunnen nog zoveel slimmer zijn, leraren zijn (als het goed is) altijd wijzer en weten zo kinderen nieuwe (niet altijd leuke) inzichten te bieden die van belang zijn voor hun groei en zelfbeleving.
  3. Op Agora is de relatie tussen leraar en leerling en dan vooral de interactie tussen beide de belangrijkste factor voor succes. Een interactie die uitgaat van een gedeelde verantwoordelijkheid voor het onderwijsproces, waarbij de leerling de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid krijgt om dat onderwijsproces (mede) vorm te geven. Daardoor worden kinderen aangesproken en krijgen ze het vertrouwen van hun leraar. Die leraar moet dan wel elk kind goed kennen, echt kennen, weten tot hoever hij kan gaan met die bevoegdheid en verantwoordelijkheid voor dát kind. De leraar weet dan wanneer hij gas terug moet nemen of een tandje bij kan zetten. Verantwoordelijkheid mag nimmer een loden last worden op de onvolwassen schouders van kinderen. (Uiteraard zijn leraren altijd eindverantwoordelijk, het gaat me hier om de interactie tussen leraar en leerling waarbij een leerling a.h.w. verleid wordt zijn eigen onderwijsproces mede vorm te geven) Dat vraagt veel van leraren. Dat is niet zomaar coachen, dat is echt leraar zijn. Iets nieuws toevoegen aan het leven, handelen, denken en voelen van kinderen dat er tot nu toe niet was. In de vorm van kennis, inzichten, wijsheden, grenzen stellen etc. Liefst noemen we onze leraren daarom Agoriaanse meesters.

Enkele praktijkvoorbeelden bij de drie punten:

  1. Leerlingen starten het schooljaar met minimaal twee weken ‘slechts’ nadenken over zichzelf met een focus op hun eigen toekomst en welke rol Agora en zijzelf gaan spelen in het realiseren van die toekomst. Op Agora wordt geen onderscheid gemaakt in vmbo of havo/vwo niveau. Alle kinderen zitten bij elkaar. Dat betekent dat kinderen met elkaar, met hun leraren en op sommige momenten met hun ouders nadenken over wie ze zijn, wie ze willen zijn, wat ze doen, wat ze willen doen etc. en wat ze later willen worden. Niet om die keuze nu al in marmer te beitelen, in tegendeel. Maar wel door nu reeds een focus te hebben op hun eigen toekomst. Door deze te ontdekken en beredeneerd uit te leggen aan elkaar krijgt onderwijs en Agora betekenis in het realiseren van die toekomst en hun eigen rol daarin. Dat laat onverlet dat die toekomst er uiteindelijk heel anders uitziet, maar dat is het doel van die twee weken ook niet. Hun resultaat van die twee weken presenteren de kinderen in een plenaire bijeenkomst aan hun ouders en is het startpunt van onderwijs op Agora.

Op Agora stimuleren we de verwondering en de nieuwsgierigheid. Leerlingen mogen vanuit de verwondering en nieuwsgierigheid de vragen stellen die ze willen stellen en krijgen de gelegenheid om vanuit die vragen vrij, maar ook heel gestructureerd naar oplossingen en antwoorden te zoeken. Leerlingen worden op die manier vanuit hun eigen vraagstelling eigenaar van het onderwijsproces dat daaruit volgt en waar de leraar (maar ook de omgeving en buitenwereld) onmiskenbaar onderdeel van uitmaakt. Daarin hebben leerlingen niet de vrije hand. Veel kan, maar niet alles is wenselijk. De leraren hebben een eigen model ontwikkeld waarin helder wordt hoe van vraag naar kennis/resultaat te komen. Een diversiteit aan vragen en onderwerpen, en daarmee ook een hoeveelheid ontwikkelde kennis door leerlingen komen zo voorbij sinds de start van Agora.

  1. Leraren starten de dag als team om 8.00 uur. De kinderen komen om 9.00 uur. De dag wordt vervolgens gezamenlijk opgestart met wat er speelt (in de groep of in de wereld). De dag wordt gezamenlijk met leraren en leerlingen afgesloten met de daily scrum. Terugblikken, evalueren en vooruitkijken.

Leraren voeren wekelijks een individueel gesprek met leerlingen. We noemen dit gesprekken met de intentie coaching op resultaat. We zijn doorgaans gewend om te coachen op gedrag, minder op resultaat. Agora kiest voor resultaat. Wanneer een leerling op maandag heeft aangegeven dat hij op het einde van de week aan die en die punten gewerkt wil hebben en dat en dat gerealiseerd als resultaat wil hebben, dan legt de leerling daar de maandag daarna in het gesprek met zijn leraar ‘verantwoording over af’. Heb je het resultaat dat je je voorgenomen hebt ook bereikt, en zo nee, waarom niet? Vaak komt dan vanzelf het gedrag in allerlei uitingen om de hoek kijken en wordt het onderwerp van gesprek. Maar de focus ligt op resultaat.

  1. Leraren op Agora zijn ook echt leraren. Ze voegen iets toe. Onderwijzen kinderen. Geven soms gewoon les, voeren persoonlijke gesprekken met kinderen, bewaken hun groeiproces en grijpen in wanneer nodig, stellen grenzen en frustreren, bieden kinderen nieuwe inzichten. Doen dit met opgaaf van redenen en bespreken dit met hun leerlingen en nodigen leerlingen uit te reageren. Kennis is een belangrijk onderdeel op Agora. Kennis van de dingen, de wereld en mezelf. Die kennis is nodig om vorm en inhoud te kunnen geven aan mijn leven, mijn ambities, wensen en talenten. Maar ook om te leren omgaan met de frustraties en teleurstellingen die de wereld en het leven soms bieden. Leraren spelen hierin een sleutelrol.

Leraren op Agora zijn daarmee niet slechts organisatoren van het leren door kinderen. Daar gebruiken we de technologie voor. Dat is nut van ICT en al die filmpjes die online staan. Ze ontlasten de leraar en maken het voor de leerling gemakkelijker om bepaalde stof te oefenen, te leren, waar ze niet direct een leraar bij nodig hebben. Tijd- en plaatsonafhankelijk. Verder is ICT een bescheiden toeschouwer, maar biedt het de leraar extra tijd voor het echte onderwijsproces, voor de interactie en het contact met kinderen, om onderwijs te maken i.p.v. onderwijs te volgen.

Dit is een manier van werken die veel voorbereiding heeft gevraagd. Die veel vraagt van leraren en niet zomaar even lukt. Die soms goed gaat, soms minder goed. Ook een manier van werken waaraan we geen concrete resultaten kunnen verbinden die we kunnen meten. Dat maakt het lastig om er concreet verantwoording over af te leggen in de vorm van meetresultaten en opbrengsten. Toch is het een van de kernpunten van Agora, de persoons- en karaktervorming van kinderen.

Jan Fasen

Author Jan Fasen

More posts by Jan Fasen

Join the discussion One Comment

Leave a Reply