Skip to main content

Afgelopen maandag las ik een artikel van Sezgin Cihangir in NRC. Hij zet zich af tegen experimenteel onderwijs en stelt dat ‘directe instructie’ de enige methode is die kinderen een stevige basis geeft voor hun verdere ontwikkeling. Bij directe instructie draagt een leraar, met hulp van een daarvoor ontwikkeld model, kennis over aan leerlingen in de klas. Iedereen kent het, heeft er in zijn schooltijd uitvoerig kennis mee gemaakt, want sinds jaar en dag is het vermoedelijk de meest toegepaste methode op scholen. Maar als die manier van werken de beste en enig juiste is voor goed onderwijs en scholen al sinds mensenheugenis ermee werken, hoe is het dan mogelijk dat we jaar op jaar van de inspectie horen dat ons onderwijs onder de maat is? 

Hij zet zijn pleidooi voor directe instructie kracht bij met het predikaat ‘evidence-informed’, wat betekent dat ‘het wetenschappelijk is bewezen in de praktijk’. Wat op zich klopt. Directe instructie is misschien wel de meest onderzochte methode in het onderwijs. Het is een prima didactische werkvorm, die we niet mogen negeren, maar het is er slechts één van vele. En ook nog eentje die slechts werkt in de juiste dosis, op het juiste moment en onder de juiste leeromstandigheden voor leerlingen. Eén didactisch werkvormpje presenteren als de belangrijkste redder voor tanende onderwijskwaliteit is op zijn best onnadenkend of naïef, maar toch vooral een bagatellisering van de complexiteit van goed onderwijs. En als dan ook nog de term ‘evidence-informed’ erbij wordt gehaald, valt ook daar nog wel iets meer over te zeggen.

Want in 2021 verscheen een meta-analyse, Sinha and Kapur PS-I, met 53 onderzoeken en 166 vergelijkingen die overtuigend laat zien dat het leereffect groter is als leerlingen eerst een probleem oplossen en daarna pas de instructie krijgen en niet andersom. Het effect wordt nog sterker als er voldaan wordt aan de principes van ‘productive failure’ (productief falen). Dat zijn lesonderdelen die zo zijn opgezet dat leerlingen tegen specifiek ontworpen problemen aanlopen. (iets meer uitleg van ‘productive failure’ vind je onderaan dit blog).

Daarnaast is veel bekend over het belang van de juiste pedagogische voorwaarden en omstandigheden om leerlingen überhaupt aan het leren te krijgen. De ‘self determination theory’ heeft een solide basis van empirisch onderzoek en heeft aangetoond positieve effecten te hebben in het onderwijs. Het laat zien dat leerlingen met meer plezier, motivatie, inzet en vasthoudendheid leren als:

  1. ze een keuze hebben in wat ze willen leren en wat daar het doel van is,
  2. ze zich verbonden voelen met anderen en er met en voor elkaar zijn,
  3. ze ervaren dat ze daadwerkelijk iets kunnen dankzij uitdagende opdrachten en het kunnen omgaan met successen en tegenslagen.

Het zijn slechts twee voorbeelden van een ‘evidence-informed’ pedagogiek en didactiek die aantoonbaar zouden zorgen voor beter onderwijs, maar die geen gangbare praktijk zijn op de meeste scholen. Evenmin zie ik een grote beweging op gang komen om daar zo snel mogelijk praktijk van te maken. En dat snap ik wel, want als we op die manier met leerlingen willen werken en dat ook echt goed willen doen, vereist dat een andere manier van organiseren en inrichten van de school. Ik bespeur op dat vlak een enorme aarzeling bij schoolleiders vanwege de beperkte kennis en ervaring op dat terrein en een vaak hardnekkig gebrek aan draagvlak ervoor in de lerarenkamer.

Daar komt bij dat die manier van pedagogisch en didactisch handelen een specifiek vakmanschap vereist van de leraren dat niet rijkelijk voorhanden is in scholen, omdat de lerarenopleidingen leraren daar doorgaans niet op die manier op voorbereiden.  

En wat is het in situaties van tanende onderwijskwaliteit een enorme handicap dat leraren geen beroepsgroep vormen met een heldere en eensluidende opvatting over de identiteit van hun beroep, over de kwaliteit van hun professie, over de inhoud en kwaliteit van hun werk en hoe ze die kwaliteit gezamenlijk onderhouden. We missen node een beroepsgroep van leraren die tot in elke vezel gemotiveerd is om de uitdagingen waarvoor we staan zelf aan te pakken en met elkaar de beste praktijk en expertise te ontwikkelen. De onderwijsinspectie benadrukt het belang hiervan bijna elk jaar in hun jaarverslag op basis van succesvolle ‘evidence-informed’ ervaringen uit het buitenland.

Dat zorgvuldig en genuanceerd creëren van de juiste leer- en werkomstandigheden voor leerlingen en leraren, waarin bewezen interventies en methodieken elkaar versterken en waarin lerarenteams hun kwaliteit en vakmanschap onderhouden en verbeteren, is het belangrijke werk dat een toenemend aantal scholen in Nederland verricht. Het lot dat die scholen te vaak treft is dat ze als experimenteel onderwijs van de hand worden gewezen. En dat is onterecht. Als we ons als sector echt iets gelegen zouden laten liggen aan wat ‘evidence-informed’ bekend is over goed onderwijs, ontdekken we dat de huidige schoolpraktijk er op te veel belangrijke fronten mee in strijd is. Maar we zijn blijkbaar zo verknocht aan die praktijk dat we de ‘evidence-informed’ inzichten die ons niet welgevallig zijn weggooien onder het mom van experimenteel onderwijs.

Het verbeteren van de onderwijskwaliteit is vakwerk en vereist een samenhangende en doordachte visie en aanpak. Zowel didactisch als pedagogisch, met een hoofdrol voor de leraren en hun schoolleiders. Met het enkel tamboereren op directe instructie als dé methode die alles oplost wordt de complexiteit van de uitdaging waarvoor we staan miskend wordt leraren en leerlingen een rad voor ogen gedraaid.

Cihanger is lid van het team Red het Onderwijs. Dat team deelt graag groene en rode kaarten uit voor voorstellen of personen waar ze het wel of niet mee eens zijn. Het Red het Onderwijsteam krijgt van mij de rode kaart.

 

 

 

Productive failure is een onderwijsbenadering waarbij leerlingen complexe problemen of uitdagingen proberen op te lossen nog voordat ze de relevante concepten en instructies hebben ontvangen. Hoewel het in eerste instantie tegenstrijdig lijkt, is het idee achter productive failure dat leerlingen waardevolle leermomenten kunnen ervaren door te falen en te worstelen met de problemen. Dit kan leiden tot dieper begrip en betere retentie van de concepten wanneer ze later worden geïntroduceerd. Enkele voorbeelden van productive failure in het onderwijs:

  1. Wiskunde: In plaats van direct een nieuwe wiskundige formule uit te leggen, kunnen leerlingen worden uitgedaagd om een complex probleem op te lossen waarvoor ze de formule nog niet hebben geleerd. Terwijl ze proberen het probleem op te lossen, worden ze aangemoedigd om te redeneren, hypothesen te vormen en verschillende strategieën uit te proberen. Door te reflecteren op hun pogingen en te bespreken wat wel en niet werkte, kunnen ze een dieper begrip ontwikkelen wanneer de formule uiteindelijk wordt geïntroduceerd.
  2. Wetenschapsexperimenten: In plaats van leerlingen stapsgewijze instructies te geven over hoe ze een experiment moeten uitvoeren, kunnen ze worden gevraagd om zelfstandig een experiment te ontwerpen en uit te voeren om een bepaalde hypothese te testen. Zelfs als hun initiële poging niet succesvol is, kunnen ze waardevolle inzichten verkrijgen over de wetenschappelijke methode, foutenanalyse en het belang van variabelen.
  3. Programmeeropdrachten: Bij het leren van programmeren kunnen leerlingen worden uitgedaagd om een complexe programmeertaak aan te pakken voordat ze alle benodigde programmeerconcepten hebben geleerd. Door te experimenteren en te falen, leren ze waarom bepaalde aanpakken werken en andere niet. Dit kan hen helpen om een dieper begrip te ontwikkelen van de programmeertaal en probleemoplossende vaardigheden.

Het belangrijkste bij productive failure is dat er naderhand ruimte wordt geboden voor reflectie, discussie en de introductie van relevante concepten en instructies. Op die manier kunnen leerlingen de verbinding leggen tussen hun eerdere pogingen en het nieuwe materiaal, waardoor ze een beter begrip kunnen opbouwen.

 

De Self-Determination Theory (SDT) heeft een solide basis van empirisch onderzoek en heeft aangetoond positieve effecten te hebben in het onderwijs. Onderzoek heeft consistent aangetoond dat het toepassen van de principes van SDT kan leiden tot verhoogde motivatie, betrokkenheid en welzijn van leerlingen. Hier zijn enkele belangrijke bevindingen:

  1. Intrinsieke motivatie: SDT benadrukt het belang van intrinsieke motivatie, waarbij leerlingen gemotiveerd zijn door interesse, nieuwsgierigheid en plezier in het leren. Onderzoek heeft aangetoond dat het bevorderen van autonomie, competentie en verbondenheid in het onderwijs kan leiden tot een toename van intrinsieke motivatie bij studenten.
  2. Betrokkenheid en prestaties: SDT is gekoppeld aan hogere niveaus van betrokkenheid bij het leren, wat kan leiden tot verbeterde prestaties. Leerlingen die zich meer autonoom voelen en een gevoel van competentie ervaren, zijn gemotiveerder en tonen meer inzet in hun leeractiviteiten.
  3. Welzijn en tevredenheid: De toepassing van SDT-principes kan het welzijn en de tevredenheid van leerlingen bevorderen. Wanneer leerlingen zich ondersteund voelen in hun behoefte aan autonomie, competentie en verbondenheid, ervaren ze een hoger welzijnsniveau en een positievere houding ten opzichte van het leren.
  4. Volgehouden motivatie: SDT benadrukt het belang van duurzame motivatie op lange termijn. Onderzoek heeft aangetoond dat de principes van SDT kunnen bijdragen aan het ontwikkelen van volgehouden motivatie bij leerlingen, wat betekent dat ze gemotiveerd blijven om te leren, zelfs als ze geconfronteerd worden met uitdagingen of tegenslagen.

 

 

 

 

 

Jan Fasen

Author Jan Fasen

More posts by Jan Fasen

Join the discussion 39 Comments

  • Wilma Willems schreef:

    Beste Jan,
    Een geweldig artikel!
    Met inhoud die ik enorm onderstreep!

    Dank voor het delen.

  • Sjef Drummen schreef:

    Mooi artikel. Denk vooral dat de schrijver in het NRC een commercieel bijlesinstelling leidt. Hij preekt voor eigen parochie en vooral eigen beurs. Daarmee is de eerste vereiste van wetenschappelijke objectieve benadering al geschonden.

  • Carel van der Burg schreef:

    Ik werk al meer dan 40 jaar in het onderwijs als docent en ondersteuner bij onderwijsontwikkeling en heb hetzelfde ervaren als jij in je blog schrijft. Helemaal met je eens Jan!

  • Frido Smulders schreef:

    Mooi artikel, Jan. Bedankt.
    Ik denk dat het niet zo is dat men in het onderwijs niet wil, maar eerder geen handelingsrepertoire machtig is hoe de veranderingen door te voeren. En zo’n handelingsrepertoire ontstaat door het doen (David Kolb) en kan ondersteund worden door een relevant theoretisch kader (Innoveren) en versnelt worden door de juiste handreikingen op de juiste momenten (Vygotski). En dat geldt net zo goed voor kinderen als voor volwassenen.
    Net als leren zwemmen, eerst in ondiepe, dan met bandjes in het diepe en daarna alleen. Dat alles onder kundige begeleiding van iemand op de kant … Bij zwemmen zitten Productive Failure en Self-Determination als vanzelf in verborgen. Niet te zeggen dat directe instructie helemaal zinloos is, eerder een gebalanceerde combi.
    Train the trainers, dus in de lerarenopleidingen. Maar ik verwacht dat daar old-school leraren staan … dan zit je gevangen.
    Maar ik ga de utopie van het veranderen niet uit de weg en probeer een vergelijkbare verandering binnen ir-onderwijs (o.a. Delft) op gang te brengen … een uitdaging, maar het moet. Erg goed onderwijs en erg goede ir’s, maar ook te eenzijdig daar waar het de huidige uitdagingen betreft. Want die gaan voor bij aan technologie only. Tja, en dan heb je onderwijs nodig dat aanleert hoe-te-leren-zwemmen in onbekende situaties.
    Het is niet red het onderwijs, maar red de samenleving!

  • Frido Smulders schreef:

    … en nog een korte toevoeging.
    Dat leren zwemmen in onbekende situaties is het ontbrekende handelingsperspectief waar ik in het begin op doelde.
    Wat fundamenteel ontbreekt in ons onderwijs is het aanleren van hoe om te gaan met onbekende situaties, dus het aanleren van leergedrag dat nodig is om vanuit het onbekende een nieuwe bekende situatie te creëren. Kinderen kunnen het totdat ze in het ‘directe instructie’ systeem belanden. Daar wordt dat natuurlijke leergedrag er min of meer uitgedoceerd.
    En wij bij Industrieel Ontwerpen aan de TU Delft brengen dat in vijf jaar weer terug. Maar dat zijn er maar een paar honderd per jaar, terwijl we als maatschappij er duizenden nodig hebben, miljoenen zelfs als we het collectief willen aanpakken.

    • Jan Fasen schreef:

      Ja, dat is zo belangrijk voor jongeren, om te ervaren dat onzekerheid en niet-weten niet bedreigend is, maar juist de kans bieden voor nieuwe ontdekkingen en inzichten en vaardigheden.

  • Ellen Driesens schreef:

    Ik zie het als breingericht leren. Je maakt gebruik van de kennis hoe het (oer)brein werkt. Je creëert zogenaamde ‘alerts’ of ‘red flags’ in het brein door leerlingen in een instructie te confronteren met een probleem, een bijzondere situatie, iets wat niet te rijmen is. Je wilt ze ‘aan’ dus er moet een ‘ huh’ moment zijn. Dat betekent dus ook dat je tijdens een EDI niet alvast het lesdoel verklapt maar je instructie ombouwt omdat je ze eerst wil confronteren met mogelijke concepten die niet kloppen en vandaaruit je punt wil maken. In het “echte’ leven leren we toch ook zo? We zijn continu bezig om problemen op te lossen. En dan ben je ook gemotiveerder dan dat je een handleiding krijgt maar nog niet weet wat je daarmee haat doen. Urgentie is het gevoel war je wil aanwakkeren.

  • Daniel Lechner schreef:

    1000 kudo’s voor dit geweldige artikel!
    Ik heb het gelijk gedeeld met mijn studenten. Zonder verdere directe instructie 😉

  • Ans Bergmans schreef:

    Mooi artikel Jan…en mooi om te bespreken met de studenten…ik word er wel een beetje moe van dat geschuif naar de lerarenopleiding toe in een eerdere opmerking….volgens mij leiden we samen op en is het ook de taak van de scholen om creatieve, flexibele, wendbare professionals op te leiden die inzien wanneer een model behulpzaam is om het leren van de leerling te bevorderen. Hoe doen we dat samen, hoe gaan we in gesprek samen, hoe zorgen we dat begeleiders op de werkplek de studenten uitdagen en ook natuurlijk hoe doen opleiders dit……ruimte maken voor het gesprek en reflectie lijkt me hierin een mooie weg.

    • Jan Fasen schreef:

      Dat ben ik helemaal met je eens Ans. Het is niet mijn bedoeling om ook maar iets af te schuiven. Maar we hebben binnen onze scholen de handen vol aan het uitleggen en aanleren van diverse rollen van leraren in een andere context als bijvoorbeeld die van Agora. Ik stond laatst voor een groep aankomende leraren. Meer dan de helft daarvan had nog nooit van Ryan en Deci gehoord. Dat verwijt ik niemand, maar vind ik wel een probleem in het genuanceerd nadenken in een school over welke pedagogische en didactische keuzes de beste voor de betreffende leerlingen kunnen zijn. We hebben onlangs binnen de vereniging agora onderwijs afgesproken om o.a. de Han weer eens uit te nodigen voor dat gesprek. Wordt dus vervolgd.

    • Ewald Vervaet schreef:

      Beste Ans,

      Jans artikel lees ik pas zojuist. Ik ben het helemaal met hem en jou eens.
      Over (E)DI heb ik een artikel geschreven dat ook als zesluik bij wij-leren is verschenen, te beginnen bij https://wij-leren.nl/directe-instructie-nadelen.php.
      Het oorspronkelijke artikel staat op https://stichtinghistos.nl/wp-content/uploads/2020/12/Histosstuk-over-DI-tweede-versie_29-december-2020.pdf.

      Met vriendelijke groeten,

      Ewald Vervaet

  • Liliane schreef:

    Goed artikel. Ik zou over directe instructie nog aanvullen dat er meestal uitgegaan wordt van een heel beperkte blik op leerdoelen. Een goede les traint niet alleen een specifiek kunstje of stukje kennis in, maar werkt aan diverse soorten leerlijnen. Veel leerdoelen zijn niet zo specifiek te beschrijven dat je het met edi kunt doen. Gevolg is dat je mogelijk nogal teaching to the test gaat doen ipv leren voor het leven.
    Als ik een les aan vwo 6 geef over een wetmatigheid dan weten we allemaal dat vrijwel geen lln die kennis ooit nog gaat gebruiken. Dat kan dus niet de reden zijn waarom ik die les geef. Naast de kennis en het kunstje over de wet die ik iets aan ontwikkelen van formule vaardigheden, kennis over grafieken, handigheid in werken met vakspecifieke denkwijzen kennis over de wetenschappelijke methode, zeg iets over toepassingen in het dagelijks leven, vertel wat over beroepen, geef wat ruimte aan kids met veel kennis (uit hun hobby), doe iets aan taal en rekenvaardigheden, stimuleer verwondering en leren leren en doe iets aan burgerschap.
    Er is ondertussen helemaal geen tijd voor het mooie arsenaal aan didactiek, want ik heb maar 1,5 per paragraaf. En dat hoeft ook niet want in 6vwo moeten ze ondertussen gewoon zelf die stof in kunnen trainen. En degenen die zo’n vak niet in dat tempo kunnen, horen niet in die stroom te zitten.
    Bij curriculumontwerp moet je ook goed bedenken of een onderwerp op lange termijn bijdraagt aan het lange termijn doel. Wat heeft het voor zin om bijv met 3 vmbo naamvallen duits in te trainen als je weet dat deze groep de taal vooral benut voor praten, en daar zelfvertrouwen en geschikte woordenschat belangrijker zijn dan de juiste naamval?

  • Wat een heerlijke blog. Helemaal mee eens. Vanuit het natuuronderwijs gezien is directe instructie juist niet de methode. Je vervalt dan in begrijpend lezen.
    Eerst verwonderen of het probleem ervaren en dan onderzoeken en ontwerpen levert boeiend onderwijs waarbij alle leerlingen betrokken zijn. Samen met mijn studenten ben ik telkens weer verrast dat er geen uitzonderingen zijn. Alle kinderen zijn betrokken en op hun eigen niveau aan het leren.
    Deze vorm van onderwijs vraagt inderdaad veel leerkrachtvaardigheden.

  • Hetty Mulder schreef:

    Dag Jan, ook ik heb in 45 jaar onderwijs ervaren wat jij schrijft. Fijn dat iemand als jij de tijd heeft genomen om de zaken eens haarfijn op een rijtje te zetten én wetenschappelijk te onderbouwen. Chapeau!
    Ps: ik heb het werken met webquests altijd als heel uitdagend en leerzaam voor leerlingen ervaren, volgens mij ook een mooi voorbeeld van wat jij leren met productive failure noemt.

  • Peter Lemmens schreef:

    Hey Jan,
    Mooi antwoord op de doctrine van de directe instructie! Chapeau!!

  • Martin Bakker schreef:

    Volledig mee eens en goed onder woorden gebracht.
    Wat is het toch eigenlijk gevaarlijk als zo’n simpel lijkende oplossing (ga allemaal directe instructie geven) zo als de enige waarheid wordt verkocht.

  • Neli Prota schreef:

    Ik bevind me al enige tijd tussen deze twee fronten in en ik zou ze graag willen verenigen. Hoewel ik bewust voor de Spring lerarenopleiding heb gekozen, waar ZDT, Biesta en natuurlijk leren centraal staan, zie ik ook hoe op veel scholen kinderen moed, motivatie en zelfvertrouwen verliezen doordat ze zonder structuur en minimale instructie werken. Door steeds meer te lezen over evidence-informed traditionele aanpakken (kennisrijke curricula met uitstekende instructie), zie ik dat ik te snel heb geconcludeerd dat de klassikale manier niet werkt. Mijn huidige hypothese is dat voor leerlingen uit lagere SE-milieus de meer traditionele, kennisrijke, curriculum-gecentreerd onderwijs het meest relevant is; voor kinderen die thuis al een rijke culturele omgeving hebben, kan een minder gestructureerde schoolomgeving, met meer ruimte tot experimenteren, falen e.d. een waardevolle toevoeging zijn. Mijn grootste ergenis rondom productive failure is dat er voor sommige mensen hun gevoel van competentie en zelfvertrouwen voor altijd kan aantasten. Als lerende aan een HBO opleiding, zie ik ook hoe ik baat zou hebben aan meer kennisoverdracht, structuur en instructie, i.p.v. dat ik zelf op mijn stageschool, met geringe begeleiding, het wiel zelf moet gaan uitvinden.
    Doordat de tijd die we als school beschikbaar hebben om de nieuwe generatie voor te bereiden op hun toekomst, moeten we toch efficiënt zijn. Af een toe een les “ontdekkend leren” is prima, maar het kan niet het fundament van het hele curriculum zijn, want anders ontnemen we de kinderen waardevolle kennis om later te kunnen functioneren in de samenleving.

Leave a Reply