Onlangs mocht ik aanschuiven bij het zoveelste gesprek over veranderingen in het onderwijs. Een groep ‘kantelaars’ – geestdriftige visionairs die op hun school belangwekkende veranderingen doorvoeren – was in Rotterdam bijeen onder leiding van veranderprofessor Jan Rotmans. Jan was onder de indruk van de visie en passie waarmee we de zaal al snel wisten te vullen. Hij vroeg zich hardop af hoe het kon dat hij, die van veranderen en dwarsdenken leeft, nog nooit iets gehoord of gelezen had over die kantelende scholen. Niet om deemoedig te bekennen dat hij dit blad niet leest, maar om de zwakste schakel in onze heilige verbetermissie feilloos bloot te leggen. En dat maakte dit zoveelste gesprek tot een bijzonder gesprek. Want Jan trok parallellen met transities in de zorg en de energiesector, waar nieuwe ideeën het bestaande systeem laten kapseizen. Waarom lukt ons dat niet?, bleef Jan maar vragen. Die vraag liet me niet meer los. Vooral de vergelijking met de zorg intrigeerde me.
Voordat ik besloot les te gaan geven werkte ik tien jaar in de geestelijke gezondheidszorg. Er is geen sector zo ingewikkeld en bureaucratisch als de zorgsector. Minutieus beschreven zorgprocedures werden boven het belang van inhoudelijk goede zorg gesteld, althans dat vonden wij, de professionals aan het bed. Die ervaring leert me dat de vergelijking tussen de zorg en het onderwijs, in het punt dat Jan aansnijdt, op drie met elkaar verweven punten mank gaat.
Ten eerste leidde de bureaucratisering en daarmee de teloorgang van goede zorg tot collectieve verontwaardiging onder de beroepsgroep. Zo wilden en konden wij ons werk niet doen, zijn ze nou helemaal belatafeld in Den Haag. Die collectieve verontwaardiging ontbreekt volledig in het onderwijs. Als er al een groep verontwaardigd is zijn het de captains of industry van grote bedrijven die toekomstig personeel afgeleverd zien worden waar ze straks niks mee kunnen. Binnen de sector zelf ligt de focus zelfgenoegzaam op successen uit het verleden als garantie voor de toekomst. De kloof tussen de sector en de samenleving lijkt groter dan ooit.
Ten tweede kunnen de broeders en zusters in de ziekenhuizen prima verwoorden waar goede zorg uit bestaat. Wanneer het om de zieke medemens gaat weten we blijkbaar beter wat ons te doen staat dan wanneer opgroeiende pubers de vragende partij zijn. Binnen en buiten de scholen is een heldere visie op modern onderwijs ver te zoeken. Daardoor ontbreekt een archimedisch punt waartegen we de huidige en gewenste werkelijkheid kunnen afzetten en bediscussiëren. In het debat zijn er bovendien zoveel onderwijskundigen als er gebruikers zijn.
Ten derde is er de collegiale guillotine. Wanneer de verontwaardiging over het heden ontbreekt en een aansprekende toekomstvisie geen prioriteit heeft wordt verandering gevoeld als een diskwalificatie van het verleden in plaats van een kwalificatie voor de toekomst. Niemand wil graag gediskwalificeerd worden, dus de enkelen die dat risico wel durven nemen worden vakkundig onthoofd in de lerarenkamers of op Twitter.
24 Februari ontmoeten de kantelaars elkaar weer, belangrijkste vraag is dan: kantelen of kapseizen?
Deze column is verschenen in het onderwijsmaandblad ‘Van 12 tot 18’ van februari.