Skip to main content
Uncategorized

Doe mij maar een plofklas

By mei 29, 2017No Comments

“Gisteren vertelde Lotte dat vorig schooljaar alle leraren aandacht voor haar hadden, maar nu niet meer.” Die opmerking van een leerling valt als een dikke scherpe steen op tafel. We zitten als Agorateam bijeen om, dagelijks tussen acht en negen, de dag op te starten. De feedback van Lotte veroorzaakt een scheurtje in onze overtuiging dat we elke leerling zien en leerlingen zelf zeggen: “Ik voel me gezien en gekend hier”. Want op Agora ben je leraar voor alle leerlingen, niet voor slechts enkelen. Maar Lotte doet ons twijfelen. Zijn er dan toch grenzen aan hoe groot een groep kan zijn? Vorig jaar zaten er 67 kinderen in de groep, nu 105. Ja dus! Die week besluiten we om de groepsgrootte op Agora te limiteren op zeventig. Met dat aantal kunnen we garanderen dat elk kind zegt zich gezien en gekend te voelen.

Een paar weken later vertel ik dit besluit aan Sander Dekker. “Ik wist niet dat jij humor hebt”, zei hij. “Heb ik ook niet”, zei ik, “maar ik lever soms graag een prikkelende bijdrage aan zinloze discussies zoals bijvoorbeeld de plofklassen; 26, 28 of 29 leerlingen per klas. Ik ben er namelijk van overtuigd dat klassengrootte niet de kwestie hoort te zijn we ons druk over maken. Dus asjeblieft geen aandacht aan besteden Excellentie!”.

Een kind krijgt de meeste aandacht één op één. Wat is dan nog het verschil tussen 24 en 28? Ik heb meegemaakt dat in enig jaar een groep van 32 optimaal presteerde, terwijl het jaar erop een groep van 24 voor hetzelfde vak met dezelfde leraar onderpresteerde. Elk kind op zichzelf is een goudklompje, maar zet er een aantal bij elkaar en er ontstaat een chemische reactie. Die reactie kun je niet van te voren voorspellen, maar wanneer die ongewenst is krijgt de leraar geheid de schuld. Maar dat zegt toch niks over de kwaliteit van die leraar behalve dat hij het talent mist om een volstrekt onnatuurlijke situatie vijftig minuten lang draaglijk te maken voor pubers? Want dat is het, volstrekt onnatuurlijk. Kinderen in groepen van tussen de twintig en dertig om de vijftig minuten iets laten doen waar het merendeel zijn kop niet naar heeft staan of de betekenis niet van ziet. Organisatorisch is het weliswaar een vondst. Dezelfde kennis in dezelfde tijd naar een vooraf vastgesteld minimum resultaat aan grote aantallen leerlingen overdragen. Opvoedkundig is het een misvatting. Niemand die het thuis zo doet, waarom wel op school? Omdat we op school in structuren en resultaten denken in plaats van in leerprocessen en groei. In het eerste geval wend ik lumpsummiddelen aan om zo billig mogelijk groepen naar niveau en leeftijd te organiseren rond een curriculum. In het tweede geval krijgt iedere leerling de €6.500 personele lumpsum. Voor dat bedrag heeft hij recht op een leraar die hem de aandacht, wijsheid en kennis geeft die hij op dat moment nodig heeft. Een verwarrende invalshoek? Maar hij helpt ons wel het leren anders te organiseren. Kunnen we het daar eens over hebben?

 

Jan Fasen

Author Jan Fasen

More posts by Jan Fasen

Leave a Reply