Skip to main content

In het meest recente onderzoek ‘Leren voor een leven lang ontwikkelen. De verborgen valkuil van het examenprofiel’ van professor dr. Jos Claessen, emeritus-hoogleraar onderwijskunde aan de Open Universiteit, wordt een intrigerende analyse gepresenteerd over de prestaties van Nederlandse studenten in vergelijking met hun Europese tegenhangers. Claessen volgde drie jaar lang 22 Agoraleerlingen die in 2019-2020 eindexamen deden. Het onderzoek legt een cruciale zwakte bloot in het huidige Nederlandse onderwijssysteem: de verplichte vroege keuze voor een examenprofiel. (onderaan dit blog kan het rapport gedownload worden)

Kernpunten uit het rapport

1. Uitval en studievertraging: Het huidige systeem verplicht 200.000 leerlingen in vmbo-2, havo-3 en vwo-3 jaarlijks om op jonge leeftijd een keuze te maken voor een examenprofiel, gekoppeld aan een beroeps- of vervolgopleiding. Dit systeem, bedoeld om uitval te voorkomen, leidt paradoxaal genoeg tot aanzienlijke studievertraging en uitval. Jaarlijks schrijft 25% van de beginnende studenten zich niet in voor het tweede jaar van hun opleiding. Van deze groep switcht twee derde naar een andere opleiding, terwijl een derde het hoger onderwijs volledig verlaat.

2. Europese vergelijking: Nederlandse studenten presteren niet slecht wanneer ze langer de tijd krijgen voor hun studie. Volgens OESO-cijfers rondt slechts 30% van de Nederlandse bachelorstudenten hun studie binnen de normale studieduur af, wat Nederland tot de hekkensluiters in Europa maakt. Echter, als deze studenten drie jaar langer de tijd krijgen, stijgt dit percentage naar 70%, ruim boven het Europese gemiddelde van 63%.

3. De verborgen valkuil van het examenprofiel: Claessen’s onderzoek, waarbij hij drie jaar lang 22 Agora-eindexamenleerlingen volgde, toont aan dat hoewel 19 van de 22 leerlingen na drie jaar nog steeds studeerden, tweederde van hen een andere opleiding volgde dan waarmee ze begonnen waren. Claessen laat zien dat deze leerlingen in september 2020 met overgrote meerderheid koos voor een verdere studie (82 proces: 18/22). Een jaar later was dit aantal gedaald tot 68 procent (15/22) en weer een jaar later gestegen tot 86 procent (19/22). Over (de achtergronden van) dit verloop zijn vele bespiegelingen mogelijk, maar Claessen concludeert wel: “Het eigenzinnige en eigenwijze Agora-concept blijkt een vruchtbaar traject naar vervolgonderwijs”.

Leerlingen op Agora worden bij binnenkomst niet ingedeeld in een onderwijsstroom. Ze zitten in heterogene groepen, onafhankelijk van niveau en leeftijd bij elkaar. Evenmin hoeven leerlingen, die daar niet aan toe zijn, op 14- of 15-jarige leeftijd een keuze te maken voor een examenprofiel. Leerlingen maken pas een keuze voor hun profiel nadat ze in de onderbouw een voldoende beeld van wie ze zijn, wat ze willen met hun leven en wat (o.a. welk vakkenpakket in de bovenbouw) ze daarvoor nodig hebben. In die zin biedt Agora leerlingen extra ruimte en tijd, maar die blijft uiteindelijk vanwege wet- en regelgeving op dit punt wel beperkt. Leerlingen moeten uiteindelijk wel kiezen. Wat Agorascholen betreft nog steeds veel te vroeg. Want de te vroege profielkeuze blijkt vaak niet aan te sluiten bij de interesses of talenten van de leerlingen, wat leidt tot latere switchen of studievertragingen.

Voor dat laatste zijn een aantal redenen aan te geven:

Uit onderzoek naar de hersenen weten we dat de ontwikkeling van het brein weliswaar vroeg begint, maar pas rond het 25e levensjaar voltooid is. Een gemiddelde puber van 14 of 15 jaar houdt zich bezig met heel andere vragen dan de keuze van een toekomstige carrière.

Wanneer jongeren tussen de 20 en 25 jaar beginnen aan hun beroepsloopbaan, ligt er een traject van ongeveer 45 jaar voor hen. Vele beroepen waarvoor nu wordt opgeleid, zullen in de komende decennia verdwijnen, mede door de opkomst van AI-technologie. De OESO meldde in de zomer van 2023 dat door de ‘AI-revolutie’ meer dan een kwart van alle banen dreigt te verdwijnen (NRC, 3 december 2023). Hoe maak je dan een verstandige keuze?

De keuzemogelijkheden voor opleidingen zijn enorm. Een Nederlandse scholier kan kiezen uit 736 mbo-opleidingen en 1.129 hbo-opleidingen (cijfers: 2022). Voor het aantal opties in het wetenschappelijk onderwijs hebben we geen cijfers, maar ook hier is vermoedelijk sprake van een grote ‘Qual der Wahl’.

Door het strikte onderscheid tussen onderwijstypes en de vroege selectie aan het einde van de basisschool, blijft het bekende proces van sociale segregatie in stand. De keuze voor een examenprofiel op 14 of 15 jaar hoort ook in dit rijtje van (te) vroege selectiebeslissingen.

Uit Europees onderzoek (Education at a Glance, 2022) blijkt dat het rendement van ons hoger onderwijs internationaal achterblijft. Van alle studenten die in Nederland aan een bachelorstudie beginnen, haalt 30% de eindstreep binnen de nominale studietijd. Op de internationale ranglijst van 25 landen bevindt Nederland zich daarmee in de achterhoede (gemiddelde = 38%). Verlenging van de theoretische studieduur met drie extra jaren verandert dit beeld. Het internationale gemiddelde percentage voltooide bachelors is dan 63%, en met 70% scoort Nederland nu ruim boven dit gemiddelde. Het verschil van 40% tussen 30% (nominaal) en 70% (nominaal plus drie jaar extra) betreft studenten die aanvankelijk goed begonnen, maar onderweg vertraging opliepen. De oorzaken hiervan zijn divers: studievertraging om welke reden dan ook, studie wisselen, studie onderbreken en later hervatten, een time-out nemen, gaan werken, etc. Als 70% uiteindelijk met maximaal drie jaar extra de eindstreep haalt, blijft er nog altijd 30% over die dit niet lukt. Voor bijna 20% is het doek definitief gevallen: geen bachelor en niet meer bezig met een ho-studie. Een kleine 10% is na zeven jaar nog steeds bezig zonder afronding.

Conclusies en Aanbevelingen

Claessen pleit voor een herziening van het huidige systeem van examenprofielen. Hij stelt dat leerlingen de kans moeten krijgen om op een latere leeftijd een profiel te kiezen, wat beter aansluit bij hun ontwikkelde interesses en talenten. Dit zou niet alleen studievertragingen en uitval kunnen verminderen, maar ook bijdragen aan een meer flexibele en op maat gesneden leerroute voor elke student.

Het rapport ‘Leren voor een leven lang ontwikkelen – de verborgen valkuil van het examenprofiel’ biedt waardevolle inzichten voor beleidsmakers en onderwijsinstellingen. Door deze verborgen valkuil aan te pakken, kan het Nederlandse onderwijssysteem worden verbeterd, wat uiteindelijk zal leiden tot betere prestaties en een hoger slagingspercentage onder studenten.

In de afgelopen twee jaar zijn er drie proefschriften gepubliceerd die zich richten op de keuzes van examenprofielen en de selectie van vervolgopleidingen na het eindexamen. Op 16 november 2023 verdedigde Monique Dijks haar proefschrift in Groningen, waarin ze de keuze van profielen en examenvakken door leerlingen van het havo en vwo onderzoekt. Vervolgens presenteerde Inge Wichgers op 14 maart 2024 haar onderzoek, eveneens in Groningen, waarin ze de perspectieven van leerlingen, decanen en mentoren bij de begeleiding van studieprofielen belichtte. Voorafgaand aan deze werken verdedigde Jonne Vulperhorst op 8 april 2022 in Utrecht zijn thesis over de ontwikkeling van interesses van jongeren voor, tijdens en na de transitie naar een hoger onderwijsprogramma.

Monique Dijks heeft aangetoond dat de keuze van profielen en examenvakken door leerlingen wordt beïnvloed door een breed scala aan factoren. Deze omvatten vakken die leerlingen leuk of minder leuk vinden, hoge of lage rapportcijfers, de sociale omgeving met klasgenoten, ouders, decanen en mentoren, geslacht, ambities, interesses, self-efficacy, en attitudes ten aanzien van de profielen. Een opmerkelijke bevinding in haar onderzoek was dat een aanzienlijke groep leerlingen al een keuze lijkt te hebben gemaakt voordat de formele profielkeuzebegeleiding en -advisering plaatsvindt.

Het onderzoek van Inge Wichgers richtte zich op de opvattingen van decanen en mentoren over de criteria die zij hanteren bij hun advisering. De meeste decanen en mentoren beschouwen het niet als hun rol om specifiek over profielen te adviseren. Bovendien zien zij de vier examenprofielen van havo en vwo niet als gelijkwaardig. Volgens hen zijn de interesses van de leerlingen de belangrijkste factor bij het maken van een profielkeuze, gevolgd door de capaciteiten van de leerlingen en, in mindere mate, toekomstgerichte keuzes. Binnen dezelfde school blijken decanen en mentoren vaak zeer uiteenlopende opvattingen te hebben over wat een goede profielkeuze is.

Jonne Vulperhorst heeft de keuze van vervolgopleidingen onderzocht vanuit het perspectief van interesseontwikkeling en het verloop van het selectieproces. Zijn conclusie is dat deze interesses zich minder stabiel ontwikkelen dan vaak wordt aangenomen, en dat de studiekeuze niet gezien kan worden als een lineair proces naar een match tussen stabiele interesses en programma’s. Voor veel leerlingen voelt de keuze van een examenprofiel en vervolgopleiding na het voortgezet onderwijs als ‘bewegen op glad ijs’, met alle risico’s van dien.

Gezamenlijk bieden deze drie proefschriften een leerzaam en gedetailleerd overzicht van de dynamiek rond de keuze van examenprofielen, vakkenpakketten, vervolgopleidingen en de ondersteuning die scholen hun leerlingen bieden. Het toont tevens een gevarieerd beeld, waarbij scholen hun best doen, maar vaak op hun eigen manier te werk gaan.

Op 20 april 2020 verscheen het rapport ‘Ongekend talent. Talenten benutten op de arbeidsmarkt’. Dit rapport is een samenwerking van de ministeries van Algemene Zaken, Binnenlandse Zaken, Economische Zaken, Financiën, Onderwijs, Sociale Zaken en Volksgezondheid. Voor het verbeteren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt schetst het rapport drie oplossingsrichtingen. Een belangrijke benadering is het maken van slimmere opleidingskeuzes, met drie speerpunten: uitstel van de opleidingskeuze, versterking van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB), en betere samenwerking tussen voortgezet onderwijs (vo-mbo) en hoger beroepsonderwijs (hbo) in de regio.

‘Studenten maken vaak niet de juiste opleidingskeuzes. Dit komt deels door het vroege moment waarop leerlingen in Nederland een studierichting moeten kiezen en een gebrek aan goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB). Dit leidt tot uitval, onnodige overstappen tussen opleidingen en spijt van de afgeronde studie. Als jongeren een achterstand oplopen, halen ze die gemiddeld niet meer in. Ze veranderen vaker van opleiding, vallen vaker tussentijds uit of bereiken een lager opleidingsniveau dan eerder verwacht werd. Verkeerde keuzes kunnen dus langdurige effecten hebben op de rest van hun leven’ (Rijksoverheid 2018, pp. 9-10).

Hebben de cijfers in dit rapport n.a.v. dit onderzoek naar 22 Agoraleerlingen ook landelijke relevantie?

De onderzoekers zijn van mening dat de bevindingen uit dit onderzoek en de verschuivende patronen van studenten op hoofdlijnen overeenkomen met landelijke trends. Deze aanname baseren ze op de volgende overwegingen:

  • De cijfers van Agora-eindexamenleerlingen 2019-2020 komen overeen met de Europese cijfers uit het rapport “Education at a Glance 2022”.
  • De cijfers van Agora-eindexamenleerlingen 2019-2020 stemmen overeen met de gegevens uit de jaarlijkse Beleidsmonitor Hoger Onderwijs over het rendement na het eerste jaar van een ho-studie.
  • Het rapport ‘Ongekend Talent’ van een zware interdepartementale werkgroep uit 2020 toont een vergelijkbaar beeld.
  • Uit drie recente proefschriften over de keuze van examenprofielen, vervolgopleidingen en de invulling van Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) blijkt dat keuzes beïnvloed worden door een combinatie van diverse factoren en personen, en niet enkel het resultaat zijn van rationele en lineaire overwegingen. Scholen ondersteunen dit keuzeproces met LOB, maar er bestaan grote verschillen tussen en binnen scholen.

Overwegingen

Een verloren jaar is geen verlies, integendeel

Nogal wat studenten onderbreken hun studie voor kortere of langere tijd, switchen van opleiding of stoppen er volledig mee. Dit lijkt te wijzen op onjuiste loopbaankeuzes, achterblijvend rendement en verspilde tijd, maar is dat wel de juiste conclusie?

Het is essentieel om een positievere kijk te hebben op overstappen, onderbreken en tussenjaren. Veel factoren kunnen verklaren waarom leerlingen/studenten moeite hebben hun studietempo vast te houden: inadequate vooropleiding, verkeerde studiekeuze, gebrek aan motivatie, persoonlijke omstandigheden, enzovoort. Hoewel deze factoren relevant zijn, vergeten we vaak dat het onderwijssysteem zelf vertraging kan veroorzaken. In Nederland worden leerlingen al op 12-jarige leeftijd ingedeeld in een van de zeven onderwijsstromen (4 x vmbo, havo, atheneum, en gymnasium). Hoewel brugklassen en brugperioden flexibiliteit proberen te bevorderen, is een brede en succesvolle implementatie hiervan nog niet bereikt. Dit leidt vaak tot het fenomeen van de ‘diploma-stapelaar’: van mavo naar havo, van havo naar vwo, enzovoort. We zijn trots op deze stapelaars, maar we moeten ook trots zijn op switchers en onderbrekers die een nieuwe richting kiezen wanneer hun eerste keuze niet het gewenste resultaat oplevert. Het kost misschien extra tijd, maar het is beter halverwege te keren dan volledig te dwalen.

Daarnaast is het cruciaal om het huidige systeem van examenprofielen en vervolgopleidingen te heroverwegen. Voor veel leerlingen is het huidige strakke keurslijf beperkend. Leerlingen met duidelijke plannen moeten ruimte krijgen om keuzes te maken, terwijl leerlingen die nog twijfelen meer tijd moeten krijgen. Die laatste groep lijkt groter dan de eerste, van die leerling vragen we op 14-jarige leertijd te kiezen uit 736 mbo-opleidingen en 1.129 hbo-opleidingen.

Maak de overgangen van vo naar mbo, hbo, en wo soepeler door oriëntatieprogramma’s en bredere propedeuses te introduceren. Overweeg om het beperkte aantal vakken in het examenprofiel te verruimen.

Een ander punt betreft loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB). Welke visie hebben we op LOB als het de opstap is naar een leven lang leren en ontwikkelen? Uit onderzoek blijkt dat de zelfdeterminatietheorie van Deci en Ryan veelbelovende aanknopingspunten biedt om mensen, inclusief moeilijk bereikbare groepen, te stimuleren. Drie psychologische basisbehoeften zijn cruciaal: autonomie (in vrijheid keuzes kunnen maken die jij zelf belangrijk vindt en wat daar het doel van is), verbinding (het hebben van relaties met anderen waarin je jezelf kunt zijn en geaccepteerd wordt), en competenties (ervaren dat je daadwerkelijk iets kunt dankzij uitdagende opdrachten en het kunnen omgaan met successen en tegenslagen).

Andere invalshoeken, zoals veerkracht en weerstand, kunnen ook nuttig zijn, vooral nu veel leerlingen na de coronaperiode worstelen met stress en onzekerheid. Uitdagingen waarbij leerlingen uit hun comfortzone treden, kunnen hierbij helpen.

Maak van scholen leeromgevingen die grossieren in flexibiliteit, mogelijkheden, tijd en kansen.

Tot slot is er de praktische invulling van LOB. In 2023 hebben we (Evers & Claessen) een kwalitatief onderzoek uitgevoerd naar de visie en organisatie van LOB op Agora-scholen, vergeleken met andere scholen. Dit onderzoek biedt vele handreikingen voor de ‘noodzaak van nadenken’ over LOB.

Oproep tot Actie

Er is duidelijk werk aan de winkel voor de overheid en onderwijsinstellingen om het systeem van examenprofielen flexibeler en meer op de individuele leerling afgestemd te maken. Help leerlingen al vanaf de basisschool om zich te mogen ontwikkelen tot toonbeelden van veerkracht omdat ze hebben leren nadenken, zichzelf door en door kennen en weten wat er in de wereld speelt. Laat scholen zich daarom ontwikkelen tot leeromgevingen waar de leidende principes flexibiliteit, mogelijkheden, tijd en kansen zijn. Alleen door deze aanpassingen kunnen we de verborgen valkuilen vermijden en een systeem creëren dat beter aansluit bij de behoeften en capaciteiten van toekomstige generaties studenten.

De literatuurverwijzingen staan in het rapport.

Jan Fasen

Author Jan Fasen

More posts by Jan Fasen

Leave a Reply