Skip to main content

Als kind bepaalde mijn moeder en haar budget welke kleren ik droeg. Als puber bepaalde de modetrend van dat moment en het budget van mijn moeder welke kleren ik droeg. Na mijn schoolperiode kreeg ik werk en begon ik me te interesseren voor andere kleding.

In de stad lag een kledingzaak waarvan ik de eigenaar kende. Als ik er kwam maakten we een praatje over van alles en nog wat, hij serveerde koffie terwijl ik vertelde wat ik zocht. Hij kende mijn smaak en haalde telkens verschillende kledingstukken tevoorschijn die mij zouden passen. Ik paste en hij gaf feedback. Ook als het niks was zei hij dat. Telkens deed hij er minstens één kledingstuk bij dat buiten mijn comfortzone lag. Opeens merkte ik dat ik telkens voor dat kledingstuk koos. Ik ging tevreden weg met het gevoel dat ik de juiste beslissing had genomen. Dat ik niet te veel geld had uitgegeven (wat natuurlijk wel het geval was), en leuke nieuwe kleren had. Om de zoveel maanden ging ik terug. Ik maakte reclame voor hem, vanwege de aandacht die je kreeg en de moeite die werd gedaan om je te leren kennen en je te verleiden om nieuwe voorkeuren en smaken te ontdekken.

Die verkoper gaf me het gevoel dat ik ertoe deed als klant. Ik voelde me gewaardeerd en gezien. Ik had vertrouwen in hem en durfde me te laten uitdagen om andere kleding te kopen.

Wanneer vertrouwen en je gezien, gewaardeerd en uitgedaagd voelen zo werken in een winkel zou dat dan ook zo kunnen werken in een school? Zouden onze leerlingen zeggen dat ze ertoe doen op school, dat ze zich gewaardeerd voelen, dat ze worden gezien?

Er was eens een jongen die ’s avonds op zijn veertiende boeken las over psychiatrie en theologie, overdag zat hij op de LTS en moest dingen doen die hij stom en vervelend vond, maar niemand die dat zag. Vele jaren en vele omzwervingen later, werkt die jongen in de psychiatrie, studeert op z’n 37e af als theoloog en is nu al weer wat jaartjes in diverse rollen werkzaam op school. Hoe zou mijn ontplooiing verlopen zijn als me toen één leraar, eentje kan voldoende zijn voor het beslissende moment in het leven van een kind, zou hebben gevraagd: ‘Wat doe je allemaal buiten schooltijd? Waar ben je nieuwsgierig naar? Waar word jij blij van? Wat zijn je belangrijkste vragen op dit moment? Wat is jouw doel in je leven?’

Ik ben bang dat ook nu nog veel leerlingen zullen zeggen dat ze zich niet gezien voelen. We hebben 960.000 leerlingen in het VO die gemiddeld 4,8 jaar op onze scholen verblijven te midden van 76.400 leraren. Dat betekent dat een leraar aan slechts drie leerlingen per jaar die vragen hoeft te stellen. Wat hij vervolgens met de antwoorden op die vragen doet zou wel eens een grotere impact op het verdere leven van dat kind kunnen hebben dan al die jaren huiswerk, lessen en toetsen bij elkaar.

 

 

 

 

 

Jan Fasen

Author Jan Fasen

More posts by Jan Fasen

Leave a Reply